Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4925

Datum uitspraak2008-09-03
Datum gepubliceerd2008-11-21
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.005.138/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aan saniet was reeds de schone lei verleend; later bleek dat saniet in de periode van de schuldsaneringsregeling 6 kentekens van auto’s korte tijd op zijn naam heeft gehad zonder dit aan de gemeentelijke sociale dienst en aan de bewindvoerder mee te delen, waardoor een omvangrijke vordering van de gemeente op saniet is ontstaan; toepassing van artikel 358a lid 1 jo 350 lid 3 onder e Fw.


Uitspraak

AS 3 september 2008 Sector civiel recht Zaaknummer: HV 200.005.138/01 Zaaknummer eerste aanleg: 04/291 R GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH Arrest in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellant, hierna: [X.], advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Roermond van 23 april 2008, waarvan de inhoud bij [X.] bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 28 april 2008, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen. 2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2008. Bij die gelegenheid heeft de advocaat van [X.], mr. J.A.W.M. Vogels, het beroepschrift toegelicht. [X.] is, hoewel aanwezig in de hal van het gerechtsgebouw, tijdens de zitting niet gehoord, omdat hij de zitting niet zonder een tolk wilde bijwonen. De tolk, die door de advocaat was ingeschakeld, is niet ter zitting verschenen. De bewindvoerder, mevrouw C. Haane, heeft bij brief van 11 juli 2008 laten weten dat zij niet aanwezig zou zijn en verwijst voor de reden van haar afwezigheid naar haar brief van 31 mei 2008. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - het proces-verbaal van de behandelingen in eerste aanleg d.dis 14 februari 2008 en 10 april 2008; - de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van de rechtbank Roermond. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Bij vonnis van 21 juli 2004 is ten aanzien van [X.] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Het hof heeft bij arrest van 1 november 2007 met vernietiging van het vonnis van de rechtbank Roermond van 8 augustus 2007 en met toepassing van artikel 354 lid 2 Faillissementswet (Fw) beslist dat de tekortkomingen van [X.] buiten beschouwing blijven, zodat aan [X.] de “schone lei” is verleend. 4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 358a Fw bepaald dat artikel 358 lid 1 Fw geheel buiten toepassing blijft en vastgesteld dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat de op 1 november 2007 aan [X.] verleende “schone lei” alsnog aan hem is onthouden. 4.2.2. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen, dat [X.] op de hoogte is van de regels in de schuldsaneringsregeling waarop een zogenaamde schone lei kan worden verstrekt. Nadat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch alsnog de zogenaamde schone lei heeft verstrekt aan [X.], is gebleken dat [X.] bijstandsfraude heeft gepleegd in de periode dat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing was. [X.] heeft bij aanvang van de wettelijke schuldsaneringsregeling aan de bewindvoerder verzocht auto’s op zijn naam te mogen zetten, welke auto’s door familie uit Duitsland in Nederland werden gekocht voor de export. De bewindvoerder heeft [X.] uitdrukkelijk verboden hieraan mee te werken. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat, waren de handel in auto’s en de daaruit volgende bijstandsfraude bekend geweest ten tijde van de schuldsaneringsregeling c.q. eindzitting, dit zeker zou hebben geleid tot (tussentijdse) beëindiging van de schuldsaneringsregeling, dan wel tot het op die grond weigeren van de schone lei. Uit de stukken van de gemeente blijkt dat de bijstandsfraude (koop en verkoop van auto’s) deels gedurende de periode van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [X.] is gepleegd. De onverschuldigde betalingen van de gemeente Roermond wegens schending door [X.] van de inlichtingenplicht strekken zich uit over de periode van 28 april 2003 tot en met 25 november 2005, derhalve ongeveer zestien maanden gedurende de wettelijke schuldsaneringsregeling. [X.] heeft deze belangrijke informatie verzwegen tegenover de rechtbank bij de zitting tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, tegenover de bewindvoerder en bij de behandeling van het einde van de schuldsanerings-regeling. Ook bij het gerechtshof is deze informatie kennelijk niet boven tafel gekomen, aldus de rechtbank. 4.3.1. [X.] heeft in het beroepschrift het volgende aangevoerd. Het ongedaan maken van een verleende schone lei is een verstrekkende uitkomst, die op gespannen voet staat met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling en met de eisen van rechtszekerheid. De overweging dat er sprake is van bijstandsfraude levert niet de gevolgtrekking op dat [X.] heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen. De beoordeling van de feiten in het kader van artikel 358a Fw is een andere dan de bestuursrechtelijke – schorsende werking ontberende – beoordeling in bezwaar en beroep. Veronderstellend dat het terugvorderingsbesluit van de gemeente de bestuursrechtelijke toets kan doorstaan, laat zich dat nog niet vertalen als een benadelingshandeling ex art. 350 lid 3 sub e Fw. Voor het oogmerk van benadeling – opgesloten in het woord “trachten” – is geen aanwijzing te vinden. Derhalve hoort toepassing van artikel 358a Fw niet te leiden tot ongedaanmaking van de schone lei. Niet is gebleken dat [X.] daadwerkelijk inkomen of vermogen heeft proberen achter te houden. De gemeente gaat uit van de fictieve gevolgtrekking dat [X.] door middel van een bedrijfsadministratie moet bewijzen dat hij geen inkomen of vermogen heeft verdiend met het bezit van auto’s, bij gebreke van welk bewijs de gemeente heeft geoordeeld dat [X.] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen in het kader van de vaststelling van het recht op bijstand, op grond waarvan de bijstand is teruggevorderd. Dat [X.] zijn schuldeisers heeft trachten te benadelen is daarmee niet vastgesteld. De gemeente heeft niet aannemelijk gemaakt dat [X.] zijn schuldeisers heeft trachten te benadelen. Voor wat betreft de periode van de schuldsaneringsregeling (vanaf 21 juli 2004) gaat het om zesmaal de tenaamstelling van een auto; uit het besluit van de gemeente blijkt dat het ging om oude auto’s zonder relevante waarde. Overigens heeft het Openbaar Ministerie de bijstandskwestie geseponeerd. De formulering van het sepot spreekt voor zich. De Faillissementswet geeft aan de rechter de ruimte geeft om tot een eigen weging te komen. [X.] benadrukt dat het weigeren van een schone lei hem nog verder in de marge zal drukken. Tot slot deelt [X.] mede dat hij zonder schone lei niet meer van zijn schuldenlast af kan komen. Hij is 54 jaar en heeft een slechte gezondheid. Een inkomen verwerven anders dan de WIA uitkering die maar net boven het sociaal minimum ligt, is niet meer mogelijk. 4.3.2. Hieraan heeft [X.] ter zitting toegevoegd, dat hij nog steeds in afwachting is van het verweer van de gemeente op zijn beroepschrift. 4.4. Het hof komt tot de volgende beoordeling. 4.4.1. Artikel 358a lid 1 Fw bepaalt dat indien na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 350, derde lid, onder e Fw, de rechter op verzoek van iedere belang¬hebbende kan bepalen dat artikel 358 lid 1 Fw verder geen toepassing vindt. Artikel 350 lid 3 onder e Fw bepaalt dat een beëindiging van de schuldsanerings¬regeling op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder, dan wel van een of meer schuldeisers geschiedt indien de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen. Vaststaat dat, nadat de schuldsaneringsregeling op 21 juli 2004 is aangevangen, gedurende 16 maanden en bij zes auto’s sprake is geweest van tenaamstelling van [X.]. [X.] heeft gesteld dat hij de betreffende zes auto’s bij wijze van vriendendienst jegens zijn neef korte tijd op zijn naam heeft laten stellen en dat hij uit een en ander geen inkomsten of vermogen heeft ontvangen. 4.4.2. In het algemeen geldt dat de persoon op wiens naam het kenteken van een auto is gesteld geacht wordt de rechthebbende op die auto te zijn, behoudens feiten en omstandigheden waaruit een andere rechthebbende blijkt. [X.] stelt weliswaar dat in dit geval uitsluitend sprake is geweest van een tenaamstelling op zijn naam ten behoeve van een derde en dat hij hieruit geen inkomsten of vermogen heeft verworven, maar hij heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Mede gelet op de telkens korte periode van tenaamstelling op naam van [X.], moet het er derhalve voor worden gehouden dat [X.] betrokken was bij de in- en verkoop van de betreffende auto’s. 4.4.3. De bewindvoerder heeft [X.] aan het begin van de schuldsaneringsregeling reeds meegedeeld dat het hem niet is toegestaan om mee te werken aan deze tenaamstelling. [X.] heeft de gemeente noch de bewindvoerder van de tenaamstelling op de hoogte gesteld, als gevolg waarvan de gemeente [gemeentenaam] heeft beslist dat [X.] zijn inlichtingenplicht jegens haar heeft geschonden. De gemeente was aldus niet in staat om te bepalen in hoeverre [X.] over de periode april 2003 tot en met november 2005 recht had op een WWB-uitkering. Zij heeft vervolgens de over genoemde periode aan [X.] uitbetaalde WWB-uitkering ad € 21.477,66 bruto teruggevorderd. Reeds het ontstaan van genoemde vordering van de gemeente op [X.] heeft benadeling van zijn schuldeisers tot gevolg. 4.4.4. De conclusie kan geen andere zijn dat dat [X.] door zijn handelwijze heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen als bedoeld in artikel 350 lid 3 sub e Fw, zodat is voldaan aan de maatstaf als bedoeld in artikel 358a lid 1 Fw, zoals hierboven omschreven. Vorenstaande brengt mee dat de rechtbank op goede gronden heeft bepaald dat artikel 358 lid 1 Fw geheel buiten toepassing blijft. 4.5. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. Gründemann, Kranenburg en Pouw en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2008.